Eklablog
Editer l'article Suivre ce blog Administration + Créer mon blog

België - Sekten (Nieuwe Rotterdamsche Courant 08-08-1925)

Publié le par antoiniste

België - Sekten (Nieuwe Rotterdamsche Courant 08-08-1925)

België.

Sekten.

(Particuliere correspondentie)

                                   Brussel, 6 Augustus.

    Dezer dagen hebben in het hart van het land, – meer bepaald: te Schaerbeek, Brusselsche voorsted en naar uitgebreidheid en bevolking de vijfde gemeente van België, – de zoogenaamde Antoinisten hun hoofdtempel ingehuldigd. Heeren, waarvang de meesten Waalsche mijnwerkers zijn, doch waaronder men ook geesteliik-ontwikkelden kan tellen, en die niet alles Belgen zijn, want de leer heeft ook in het buitenland aanhangers. – heeren in de lange jas met opstaandep kraag der Angel-Saksische clergymen en den hoogen hoed met platte randen van den Zuid-Franschen wijnkoopman van vóór een kwarteeuw, vergezelden dames die er uitzagen als nogal kokette kloosterzusters. ik bedoel nonnen die niet al te strikt het opgejegde habijt eerbiedigen, maar dochtans schuw lijken voor te losse wereldschheid. Zij samen kwamen, in België's hoofdstad, of even daarbuiten, gewapend met een valies en eerbiedwekkende vroomheid, hun geloof bevestigen in den levensregel, die hun door wijlen Antoine-den-Genezer was opgelegd. Enkele jaren geleden hebben zij den Belgischen staat om erkenning gevraagd van wat zij hun godsdienst noemen. Gij weet dat die staat drie officieele godsdiensten heeft aangenomen, het wil zeggen, dat hij de bedienaars ervan bezoldigt: het zijn de katholieke, de protestantsche en de Israëlietische. De Antoinisten houden het ervoor, dat zij evenveel recht hebben op het geld van den Belgischen staatsburger. Ik weet niet goed of de toenmalige Belgische regeering op hunne wenschen en bevestigingen is ingegaan. Maar ik weet dat de Antoinisten dezer dagen te Schaerbeek een tempel hebben ingewijd, dien ze vermoedelijk met eigen centen helben opgetrokken. Het geen bewijst dat zij eene macht uitmaken, misschien meer geestelijk nog dan geldelijk, want de meeste adepten zijn geen rijke lieden, en het is hun getal meer dan hunne persoonlijke pecuniaire draagkracht die het feit mogelijk heeft gemaakt. Hun getal te Brussel was dan ook niet gering: zij waren een tamelijk-vreemde versiering van het ledig-geloopen vacantie-Brussel.
    Ik kan u in gemoede verzekeren dat ik, met al mijn eerbied voor welke geestelijke overtuiging ook, geen Antoinist ben. Verwacht dan ook van mij geene inwijding in de gezindte dezer sekte. Ik weet dan ook, en dan nog slechte ongeveer, dat zij werd gesticht door een zeer eenvoudig man, die beweerde de macht te bezitten, de kranken te genezen bij eenvoudige oplegging der handen en zelfs alleen bij kracht van het gebed. Deze „Antoine de Guérisseur”, zoals men hem in Wallonië noemde, moet in aller daad wenderen hebben verricht, het is te zeggen dat hij eene wonderwekkende overtuigingskracht bezat, die natuurlijk uitging van een heilig geloof in zichzelf. Zijne actie was veelvuldig en verwekke buitengewone belangstelling, die in mystieke geesdrift ontaardde. De geestdrift leidde tot dogma, waar deze Antoine zich toe leende. Zijn thaumaturgie werd een godsdienst, eene liturgie, misschien minder door hemzelf dan door zijne volgelingen vastgelegd. En toen bij, een vijftiental jaar geleden, stierf, liet hij eene kerk na, met vaste leerstelsels, een stevigen levensregel, en eene oude echtgenoote die na hem als opperpriesteres ging fungeeren. Deze kerk heeft hare tempels, ook in het buitenland, naar het heet. De laatste daarvan is komen te staan in Schaerbeek, eene voorstad die voorloopig alleen om hare krieken bekend stond, en om de koppigheid van hare inwoners die men daarom, cum reverentia, ezels pleegt te noemen.

    Feitelijk is het Antoinisme minder een godsdienstig dan een psychologisch verschijnsel. Gij weet dat de bevolking van België in hare meerderheid onwrikbaar-Roomsch is, zij het dan misschien ook minder in de praktijk dan uit overlevering. Het socialisme heeft echter, serdert de jaren tachtig reeds, aan die voorvaderlijkheid duchtig geknaagd, vooral onder de werklieden van het industrieele Walenland. Nochtans blijkt het wel, dat de behoefte aan een godsdienstig leven er warm is gebleven, warmer zelfs dan in het traditioneel-godvruchtig Vlaanderen van landhouwers. Herinnert u hoe Vincent van Gogh inzag, dat evangelisatie in de kolenstreek van het Borinage vruchtdragend kon worden. Zoo de menschen er de katholieke kerk verlaten, dan is het meermaals om aan spiritisme en occultisme te gaan doen. Geen wonder dan ook dat een Antoine le Guérisseur er gemakkelijk adepten vond, en in grooten getale. Waaruit zou kunnen blijken dat de Walen naar den aard nog meer godsdienstig zijn aangelegel dan de Vlamingen, den welken men in deze zoo dikwijls hunne stompzinnigheid heeft verweten, omdat zij, met heel wat vrijheid trouwens, en zelfs met zeldzame bandeloosheid, der moederkerk getrouw bleven.
    Die getrouwheid is overigens betrekkelijk, en eene mededeeling op het historisch en archeologisch Congres, dat op dit oogenblik te Brugge plaats heeft, komt het doorslaand bevestigen. Niet alleen hebben wij in Vlaanderen, niet ver van Oudenaerde, te Maria-Hoorebeke namelijk, een dorp dat in zijn geheel, of nagenoeg, Evangelisch-protestantsch is en blijft (een misschien-eenig verschijnsel in België), maar in de Roomsch-katholieke kerk-zelve zou eene sekte bestaan die, zonder eigenlijk heterodoxe te zijn, nochtans, afgescheiden leeft: de sekte namelijk die zich noemt deze der Stevenisten.
    De leerstelling is eigenlijk uit Frankrijk orer ons heen gekomen. En hij is tevens eene zoo goed als onbegrijpelijk anachronisme.
    Toen, in 1806, tusschen de paus Pius den Zevende en den eersten Consul Bonaparte het Concordaat gesloten werd, weigerden een aantal Fransche priesters aan de inschikkelijkheid van den Heiligen Vader toe te geven. Acht en dertig bisschoppen, die trouwens de wijk naar Engeland hadden genomen, kwamen tegen de nieuwe regeling op. Men noemde ze de
Anticoncordataires”. Hunne houding werd door sommigen in België gevolgd, dat anders over het algemeen vrij onverschillig bleef. Zekere Cornelius Stevens, waarschijnlijk in hoofdzaak gedreven door zijn haat tegen Napoleon en dezes godsdienstige politiek, wilde van het Concordaat niet hooren. Deze priester wist een groot aantal aanhangers to winnen, vooral in het Zuiden van Brabant. Zijne stelling werd tot in het aartsbisdom Mechelen aangenomen; zij verbreidde zich gemakkelijk in West-Brabant nit. Pastoors als Janssens, die te Pepinghem stond, en Winnepenninck, te Leerbeek, waren zijne vurige aanhangers. En aldus werd eene echte sekte gevormd.
    De laatste Stevinistische priester stierf in 1842. Maar met hem stierf de sekte geenszins uit. Bij gebrek aan bedienaars verzaakten de aanhangers alle sakramenten. Zij kozen zich voortaan wereldlijke pastoors, en onder die pastoors zijn er zelfs vrouwen geweest.
    Het Stevinisme is niet uitgestorven. Talrijke, meestal welgestelde landbouwers uit Zuid-Brabant meet bepaald uit de omstreken van Halle, beroemde bedevaartplaats, blijven, in hunne stevinistische orthodoxie, van de andere geloovigen afgezonderd. Zij trouwen onder elkander, en staan elkander bij. Zij zijn eene kleine kerk in de groote, maar eene zeer geslotene, en die zich meestal afzijdig houdt. Zij heeft trouwens to Lerbeek haar afzonderlijken tempel.
    Ook in West-Vlaanderen vindt men Stevenisten. In 1819 werd Napoleon in den ban der kerk gezet: sommige West-Vlaamsche priesters vonden er het voorwendsel in, om te weigeren na de mis zijn naam in het openbaar gebed te noemen. Het bracht van lieverlede meê, dat tusschen de malcontenten van Brabant en West-Vlaanderen toenadering kwam, al gingen zij van een verschillend standpunt uit.
   En het bracht meê, dat er huwelijken werden gesloten ook tusschen Brabantsche en West-Vlaamsche Stevenisten.
    Wat wellicht van heel de geschiedenis de zuiverste uitslag is.

Nieuwe Rotterdamsche Courant, 08 Augustus 1925

 

Traduction :

Belgique.

Sectes.

(Correspondance privée)

                                   Bruxelles, le 6 août.

    Aujourd'hui, au cœur du pays, – plus précisément : à Schaerbeek, dans la banlieue bruxelloise et devant l'immensité et la population de la cinquième commune de Belgique, – les dits Antoinistes ont inauguré leur temple principal. – Des messieurs, dont la plupart sont des mineurs wallons, mais sous lequel on peut aussi compter des mineurs qui se sont développés spirituellement, et qui ne sont pas tous Belges, car la doctrine a aussi des disciples à l'extérieur, – des messieurs en long manteau avec le col des ecclésiastiques anglo-saxon debout sur leur col et le haut chapeau à bords plats du marchand de vin du sud de la France d'avant un quart de siècle, accompagnaient des dames qui ressemblaient à des sœurs monastiques plutôt coquettes, des religieuses qui ne respectent pas strictement l'habit précipité, mais semblent néanmoins trop timides dans leur mondanité. Ils se sont réunis, dans la capitale de la Belgique, ou juste à l'extérieur, armés d'une valise et d'une piété respectueuse, pour confirmer leur foi dans la règle de vie qui leur a été imposée par feu Antoine-le-Guérisseur. Il y a quelques années, ils ont demandé à l'État belge la reconnaissance de ce qu'ils appellent leur religion. Vous savez que cet État a adopté trois religions officielles, c'est-à-dire qu'il rémunère ses ministres : ils sont catholiques, protestants et israéliens. Les Antoinistes sont en faveur d'avoir le même droit à l'argent du citoyen belge. Je ne suis pas sûr que le gouvernement belge de l'époque ait répondu à leurs souhaits et confirmations. Mais je sais que les Antoinistes ont consacré un temple à Schaerbeek ces jours-ci, ce qu'ils ont probablement à faire avec leur propre argent. Cela ne prouve pas qu'ils sont un pouvoir, peut-être plus spirituellement que financièrement, parce que la plupart des adeptes ne sont pas des gens riches et que leur nombre est supérieur à leur capacité pécuniaire personnelle qui a rendu ce fait possible. Leur nombre à Bruxelles n'était donc pas négligeable : il s'agissait d'une décoration assez étrange de la vacance Bruxelles.
    Je peux vous assurer en toute conscience qu'avec tout mon respect pour toute conviction spirituelle, je ne suis pas un antoiniste. Par conséquent, ne vous attendez pas à ce que je sois un initiateur de cette secte. Je sais donc, et même alors mal, qu'elle a été fondée par un homme très simple, qui prétendait avoir le pouvoir de guérir les malades par simple imposition des mains et même seulement par le pouvoir de la prière. Cet "Antoine le Guérisseur", comme on l'appelait en Wallonie, en tout cas, a dû rendre quelques miracles, c'est-à-dire qu'il avait un pouvoir de persuasion miraculeux, qui était bien sûr basé sur une sainte croyance en lui-même. Son action était fréquente et il suscita un intérêt extraordinaire, qui dégénéra en zèle mystique. L'enthousiasme a conduit au dogme auquel cet Antoine s'est prêté. Sa thaumaturgie est devenue une religion, une liturgie, peut-être moins établie par lui-même que par ses adeptes. Et puis, il y a une quinzaine d'années, il est mort, laissant derrière lui une église, avec des doctrines fixes, une règle de vie solide, et une vieille femme qui, après lui, est devenue la grande prêtresse. Cette église a ses temples, même à l'étranger, pour la plupart. Le dernier d'entre eux s'est installé à Schaerbeek, une banlieue autrefois connue uniquement pour ses cerises, et pour l'entêtement de ses habitants, que l'on appelle donc, cum reverentia, habituellement des ânes.
    En fait, l'antoinisme est moins un phénomène religieux que psychologique. Vous savez que la majorité de la population belge est inébranlablement catholique romain, mais peut-être moins en pratique que par tradition. Cependant, le socialisme a, dès les années 1880, grignoté cette ascendance ancestrale, en particulier chez les ouvriers de la Wallonie industrielle. Cependant, il semble que le besoin d'une vie religieuse soit resté fort, encore plus fort que dans la Flandre traditionnellement pieuse des propriétaires terriens. Rappelez-vous comment Vincent van Gogh a réalisé que l'évangélisation pouvait devenir fructueuse dans la région charbonnière du Borinage. Dès que les gens quittent l'Église catholique, c'est plus d'une fois pour s'engager dans le spiritisme et l'occultisme. Il n'est donc pas étonnant qu'un Antoine le Guérisseur y ait facilement trouvé des adeptes, et en grand nombre. D'où pourrait apparaître que les Wallons par nature sont encore plus religieux que les Flamands, pensant qu'en cela leur stupidité a si souvent été blâmée, parce qu'ils, avec beaucoup de liberté d'ailleurs, et même avec rare débridement, sont restés fidèles à l'église mère.

[le reste de cet article de Karel van de Woestijne traîte des Stévenistes]

Commenter cet article