• Het Protestantisme in België (De Tijd, 6 Juli 1923)

    Het Protestantisme in België (De Tijd, 6 Juli 1923)GEMENGDE BERICHTEN.

    Het Protestantisme in België.

        Onze Belgische correspondent schrijft d.d. 4 Juli:
        Zooals de lezers van „De Tijd” uit het hoofdartikel van 3 Juli vernamen, werd te Brussel plechtig de nagedachtenis gehuldigd van de twee Antwerpsche Augustijnermonniken, Hendrik Voes en Jan van Essen, die den 1sten Juli 1523 werden verbrand, wegens ketterij. Natuurlijk galmden daar de gewone dityramben ter eer van de vrijheid van gedachte, van godsdienst... een woord dat steeds zoo scheurend-valsch klinkt in den mond van Belgische liberalen. Wat de heeren Max, burgemeester van Brussel, Devèze, minister van oorlog, Lafontaine, de sociaal-democratische vice-president van den Senaat op dit feest kwamen verrichten, lijkt ons een raadsel. Moet men er een poging in zien, om weer door middel van propaganda voor het Protestantisme het Katholicisme te bestrijden; om Liberalisme met Protestantisme te versmelten?
        Dit zou volkomen strijden met den wezenlijken aard van het Belgisch liberalisme en het
    Belgische socialisme, die uitteraard godsdienstloos zijn: ja inderdaad godsdienst-bestrijders.
        Zal het zangen van liederen als „que Dieu se montre”, of „Dank en aanbidding zij onzen God” bij Minister Devèze de herinnering niet wakker geroepen hebben aan lang vervlogen dagen, toen hij, als naief congreganist in de Collegekapel vroom te bidden zat ter eere van Maria?
        Belangrijker dan de redevoeringen en de plechtigheid te Brussel is het artikel „Deux Martyrs” aan de twee slachtoffers der Inquisitie gewijd en verschenen in „Le Soir” van 26 Juni l.l.
        Dit artikel is in zulk blad zoo weinig op zijne plaats als een portret van Calvijn in een kennistent of de Pensees van Pascal in een keukenhoek. «Mr. Hijmans verhaalt hoe in de jaren 1873–1876 Emile de Laveleye, de welbekende schrijver over politiek, en het Gentsche liberale blad „la Flandre Liberale”, dat toen pas ontstaan was, het liberalisme naar het protestantisme wilden richten. Hun pogingen sloegen niet in bij de massa. Enkele liberalen, bewonderaars van de Geuzen der zestiende eeuw, waren „godsdienstig protestant”, sommigen wel door Nederlandschgezindheid beïnvloed.
        Paul Frederiq b.v. was kerkmeester van de Protestanten. Hij vooral heeft er zijne levenstaak van gemaakt, de Inquisitie te bestudeeren, hare slachtoffers te verheerlijken. Tot dat soort behoort ook de historicus Leonard Willems, de bekende Vlaamschgezinde.
        Het getal Protestanten is in België onbeduidend. Zij behooren tot de Evangelisch Protestantsche Kerk, tot de Vrijzinnig Protestantsche Kerk, of tot den Anglikaanschen Eeredienst.
        De bedienaars genieten de jaarwedden bij artikel 117 van de Grondwet aan de bedienaars der erkende eerediensten verzekerd.
        Vóór den oorlog was hunne propaganda beperkt tot het uitdeden van eenige bijbels of godsdienstige vlugschriften. Na den oorlog is de propaganda scherper geworden.
        In het jongste „Meinummer” van het uitstekend maandblad „Ons Geloof" klaagt een medewerker over het feit, dat de protestanten tot een onzer beste streken doordringen, o.a. in de Kempen, Oost-Vlaanderen en te Turnhout, onlangs verderfelijke geschriften van huis tot huis werden rondgebracht. Eerw. heer Van Tichelen antwoordde met een vraag naar documentatie. Ik ging op inlichtingen uit en vernam, dat tot no.g toe niet veel ingezonden werd. Slechts uit een tiental dorpen waren inlichtingen gekomen.
        De Protestanten verspreiden vooral de Evangeliën, hier en daar een brief van Paulus, naar den tekst van den Statenbijbel dus in een taal, die door onze volksmenschen niet gesmaakt wordt.
        Verder werden uitgedeeld: strooibriefjes over de vergiffenis van de zonden in Jezus bloed, zoo ongenadig-saai en suf dat onze menschen, die zoo wijd staan van de Calvinistische mentaliteit, ze niet lezen kunnen.
        Gevaarlijker zijn sommige strooibiljetten tegen de Heilige Mis.
        In West-Vlaanderen wordt ook gepredikt en op eenige dorpjes hebben zij enkelen, bij wie het Katholicisme maar een flauw pinkelend vlammetje meer was, medegesleept.
        Mijn zegsman – een optimist – vindt tot nog toe de propaganda lang niet gevaarlijk en meent dat zij een spoorslag worden zal om sommige Katholieken en geestelijken wakker te schudden teneinde degelijker onderricht aan 't volk te verschaffen.
        Natuurlijk komt voor het Katholicisme het gevaar niet van het Protestantisme, maar wel van het materialisme of het bijgeloof. Zoo telt het Antoinisme, de vereering van Antoine le Guérisseur, duizenden volgelingen. Reeds werd aan het Parlament erkenning van dien godsdienst gevraagd.
        Pater Adjuties Drieghe, die aan het Antoinisme een artikel wijdde in „Ons Geloof”, stelt vast, dat de leer van Antoine een halve bevrediging geeft aan het hart en dat het verlangen naar de gezondheid, welke den zieken zoo onverstoorbaar wordt beloofd, hen naar de Antoinistische tempels als naar een laatste reddingshaven drijft.
        „Dit verklaart „schrijft hij” waarom het Antoinisme vooral zijn aanhangers vindt onder de Walen. De schrijver van de godsdienstige Kroniek in het maandschrift „La Terre Wallonne” jammerde over den grooten opgang, welke het spiritisme maakt in die gewesten. „Gaat het zoo voort, beweert hij, dan staan we na korten tijd, in godsdienstzaken, op één lijn met den verachterden volksstam der Batokos.” In het Vlaamsche land, waar men, nog vele boeren vindt, die in God gelooven, maakte het Antoinisme tot nog toe weinig of geen adepten. En zoolang ons volk zijn Catechismus blijft kennen en onderhouden, bewaart het een krachtig inëntsel tegen de kinderachtige domheden van dit nieuw spiritualisme en het kennisspektakel zijner zoogezegde genezingen.”
        Antoine werd in 1848 te Mores-Crotteux geboren, was spiritist en één van die wonderdokters, die iedereen genas en dan ook zich zelf verbeelden ging, dat de geestvan God op hem rustte en over godsdienst en wijsbegeerte in den blinde praatte. Typisch is het wel, dat een socialist, geestverwant van J. Destrée, een dilettant-ingodsdienstzaken, Piérard, de verzoekschriften tot erkenning van den nieuwen godsdienst welwillend begroette (27 Mei 1921).
        Voor die heeren, zoowel voor Piérard als voor Hymans, is alleen Rome de vijand. Al wat dienen kan om Rome te ondermijnen, is welkom. Zij zullen wel Boedha begroeten, maar het Kruis van Jezus Christus laten zij uit de scholen wegruimen. Ik kan me Hymans wel verbeelden op een feest ter herdenking van de slachtoffers der Inkwisitie, doch niet op een huldebetoog ter eere van de martelaars van Gorkum. Met een ernst echter, dien wij bij den liberalen leider slechts zelden vinden, bepaalt hij hoe moeilijk het is te leven zonder zich ooit af te vragen waarom en wat de schikking en de reden tot bestaan der dingen is. Hij betreurt, dat de Katholieke Kerk in België de eenige Kerk is en oordeelt, dat het gemis aan godsdienstigen wedijver een oorzaak van zwakheid is.
        Is de liberale leider op weg naar het Protestantisme? Zal hij een deel van zijne partijgenooten medesleepen?
        Hymans als dominee, als predikant! – Och waarom niet? Hij is wel minister van Buitenlandsche zaken geweest.
        Op ieder tooneel kan men fantazeeren.

    *    *
    *

         Niet alleen in België, ook in Belgisch Kongo wordt door dé Protestanten een zekere bedrijvigheid getoond.
        Pater J. van Wing S. J. slaakte reeds in 1921 een noodkreet. Het getal protestantsche posten is in Belgisch Kongo ontzettend vermeerderd. Alhoewel er talrijke sekten zijn, staan zij in Kongo eensgezind tegen den Roomschen zendeling en hebben dit met elkaar gemeen, dat zij door den band ruim voorzien zijn van stoffelijke middelen.
        De meeste residenties zien er als aangename homes uit, vele scholen, dispensary's zijn degelijk ingericht. Sommige beschikken over mooie stoom- en motorbooten. Onder hen treft men zeer flinke, ernstige menschen aan. Zij werken rechtstreeks weinig in op de massa, doch vooral door middel van de school. Daar vormen zij onderwijzers, evangelische hoofden der plaatselijke gemeenten, ook wel bedienden en klerken. In katholiek opzicht oordeelde Pater van Wing het hoognoodig de Protestantsche propaganda te keer te gaan.
        De Katholieke Missies hadden erg te lijden onder sommige bestuursmaatregelen van den liberalen gouverneur Lippens en daar, zooals overal elders, is Rome de vijand voor de vrijmetselarij, voor het liberalisme.
        Toen in 1874 in het Januari-nummer van de „Revue de Belgique” de Laveleye aan ’t verslappend liberalisme den raad gegeven had zich op te monteren in eene verzoening met het Protestantisme of het oud-Katholicisme, antwoordde Schaepman in „Onze Wachter": „Doe maar, Professor, het ultramontanisme breng je toch niet ten onder, maar wel uw eigen liberalisme of protestantisme.”
        Hetzelfde kan men nu nog verklaren.

    De Tijd, 6 Juli 1923


    Traduction:

     DES MESSAGES CONTRADICTOIRES. 

     Le protestantisme en Belgique.

        Notre correspondant belge nous écrit le 4 juillet :
        Comme l'ont entendu les lecteurs de "De Tijd" de l'article principal du 3 juillet, Bruxelles a solennellement honoré la mémoire des deux moines augustiniens anversois, Hendrik Voes et Jan van Essen, qui ont été brûlés le 1er juillet 1523 pour hérésie. Bien sûr, les dithyrambes communs y sonnaient en l'honneur de la liberté de pensée, de religion... ...un mot qui sonne toujours aussi lacrymal dans la bouche des libéraux belges. Ce que sont venus faire à cette fête Messieurs Max, bourgmestre de Bruxelles, Devèze, ministre de la guerre, Lafontaine, vice-président social-démocrate du Sénat, nous semble un mystère. Devrions-nous assister à une nouvelle tentative de lutte contre le catholicisme par le biais d'une propagande en faveur du protestantisme ; de fusionner le libéralisme avec le protestantisme ?
        Cela serait en totale contradiction avec la nature essentielle du libéralisme belge et du Socialisme belge, qui est sans religion : oui, en effet, des guerriers de la religion.
        Le chant de chansons comme "que Dieu se montre", ou "Merci et adoration soit notre Dieu" avec le ministre Devèze ne va-t-il pas réveiller le souvenir d'un temps révolu, où lui, en congrégation naïve dans la chapelle du Collège, priait pieusement en l'honneur de Marie ?
        Plus important que les discours et la cérémonie à Bruxelles est l'article "Deux Martyrs" consacré aux deux victimes de l'Inquisition et publié dans "Le Soir" le 26 juin.
        Cet article a peu de place dans un magazine comme un portrait de Calvin dans une tente de la connaissance ou les Pensées de Pascal dans un coin de cuisine. "M. Hijmans raconte comment, dans les années 1873-1876, Emile de Laveleye, l'auteur bien connu en matière de politique, et la revue libérale gantoise "la Flandre Libérale", qui à l'époque venait à peine de voir le jour, ont voulu orienter le libéralisme vers le protestantisme. Leurs tentatives n'ont pas atteint les masses. Certains libéraux, admirateurs des mendiants du XVIe siècle, étaient "protestants religieux", certains d'entre eux étant influencés par les Hollandais.
        Paul Frederiq b.v. était le maître d'église des protestants. Il s'est surtout donné pour tâche d'étudier l'Inquisition, de glorifier ses victimes. L'historien Leonard Willems, le célèbre sympathisant flamand, appartient également à ce genre.
        Le nombre de protestants est insignifiant en Belgique. Ils appartiennent à l'Église protestante évangélique, à l'Église protestante libérale ou au service d'honneur anglican.
        L'article 117 de la Constitution assure aux ministres du culte reconnu des paris annuels.
        Avant la guerre, leur propagande se limitait à la publication de quelques bibles ou pamphlets religieux. Après la guerre, la propagande s'est affinée.
        Dans le plus jeune "Meinummer" de l'excellent mensuel "Ons Geloof" (Notre Foi), un employé se plaint du fait que les protestants ont pénétré dans l'une de nos meilleures régions, notamment en Campine, en Flandre orientale et à Turnhout, et que des écrits pernicieux ont récemment été apportés de maison en maison. L'Honorable M. Van Tichelen a répondu par une demande de documentation. Je me suis renseigné et j'ai appris que, jusqu'à présent, on n'avait pas envoyé grand-chose. Seule une dizaine de villages s'étaient renseignés.
        Les protestants diffusent principalement les évangiles, ici et là une lettre de Paul, selon le texte de la Bible des Etats dans une langue qui n'est pas goûtée par notre peuple.
        En outre, ils ont distribué : des tracts sur le pardon des péchés dans le sang de Jésus, si impitoyablement ennuyeux et somnolents que notre peuple, qui est si large de la mentalité calviniste, ne peut pas les lire.
        Plus dangereuses sont les notes éparses contre la Sainte Messe.
        En Flandre occidentale, ils prêchent également et dans quelques villages, ils entraînent quelques personnes, avec lesquelles le catholicisme n'est qu'une faible flamme vacillante.

        Mon porte-parole, un optimiste, ne considère pas que la propagande soit dangereuse et pense qu'elle va devenir un aiguillon pour réveiller certains catholiques et le clergé afin de fournir une instruction plus solide au peuple.
        Bien sûr, pour le catholicisme, le danger ne vient pas du protestantisme, mais du matérialisme ou de la superstition. C'est ainsi que l'antoinisme, le culte d'Antoine le Guérisseur, compte des milliers d'adeptes. Déjà, le Parlement a été invité à reconnaître cette religion.
        Le père Adjuties Drieghe, qui a consacré un article à l'antoinisme dans "Notre Foi", a noté que la doctrine d'Antoine donnait une demi satisfaction au cœur et que le désir de santé, si imperturbablement promis aux malades, les poussait vers les temples antoinistes comme s'ils étaient un dernier port de salut.
        "Cela, écrit-il, explique pourquoi l'antoinisme trouve ses adeptes parmi les Wallons. L'auteur de la chronique religieuse du magazine mensuel "La Terre Wallonne" se plaint de la grande montée du spiritisme dans ces régions. "Si les choses continuent ainsi", a-t-il déclaré, "après peu de temps, en matière de religion, nous serons au même niveau que la tribu arriérée des Batokos". Dans la campagne flamande, où il y a encore de nombreux agriculteurs qui croient en Dieu, l'antoinisme n'a jusqu'à présent fait que peu ou pas d'adeptes. Et tant que notre peuple continuera à connaître et à maintenir son Catéchisme, il gardera une puissante inoculation contre la stupidité enfantine de ce nouveau spiritualisme et le spectacle de ses soi-disant guérisons.
        Antoine est né à Mons-Crotteux en 1848. C'était un spirite et l'un de ces médecins miracles qui guérissaient tout le monde et imaginaient ensuite que l'esprit de Dieu reposait sur lui et parlaient de religion et de philosophie à l'aveugle. Il est typique qu'un esprit socialiste, apparenté à J. Destrée, un dilettante de la religion, Piérard, ait accueilli les pétitions pour la reconnaissance de la nouvelle religion (27 mai 1921).
        Pour ces Seigneurs, tant pour Piérard que pour les Hymans, seule Rome est l'ennemie. Tout ce qui peut servir à miner Rome est le bienvenu. Ils salueront Bouddha, mais ils feront retirer la croix de Jésus-Christ des écoles. Je peux imaginer Hymans lors d'une fête pour commémorer les victimes de l'Inquisition, mais pas lors d'un hommage en l'honneur des martyrs de Gorkum. Mais avec un sérieux que l'on trouve rarement chez le chef libéral, il détermine combien il est difficile de vivre sans jamais se demander pourquoi et quelle est la raison du règlement et de l'existence des choses. Il déplore le fait que l'Église catholique en Belgique soit la seule Église et juge que l'absence de rivalité religieuse est une cause de faiblesse.
        Le leader libéral est-il sur la voie du protestantisme ? Entraînera-t-il certains de ses collègues du parti ?
        Les hymnes comme pasteurs, comme prêcheurs ! - Pourquoi pas ? Il a été ministre des affaires étrangères.
        On peut fantasmer dans n'importe quel ton de voix.

    *    *
    *

         Non seulement en Belgique, mais aussi au Congo belge, les protestants font preuve d'une certaine activité.
        Déjà en 1921, le père J. van Wing S.J. avait lancé un appel au secours. Le nombre de postes protestants a énormément augmenté au Congo belge. Bien que les sectes soient nombreuses, au Congo elles sont unies contre le missionnaire romain et ont en commun d'être amplement dotées de moyens matériels par la bande.
        La plupart des résidences ressemblent à des maisons agréables, de nombreuses écoles et dispensaires sont bien équipés. Certains ont de beaux bateaux à vapeur et à moteur. Parmi eux, on trouve des personnes très grandes et sérieuses. Ils ont peu d'influence directe sur les masses, mais principalement par le biais de l'école. Ils y forment des enseignants, des chefs évangéliques de congrégations locales, mais aussi des serviteurs et des clercs. D'un point de vue catholique, le père van Wing estimait qu'il était hautement nécessaire d'inverser la propagande protestante.
        Les Missions catholiques ont beaucoup souffert de certaines mesures administratives du gouverneur libéral Lippens et là, comme partout ailleurs, Rome était l'ennemi de la franc-maçonnerie, du libéralisme.
        Lorsqu'en 1874, dans le numéro de janvier de la "Revue de Belgique", de Laveleye avait conseillé au libéralisme de s'assimiler à une réconciliation avec le protestantisme ou le vieux catholicisme, Schaepman avait répondu dans "Notre Gardien" : "Allez-y, professeur, ne faites pas tomber l'ultramontanisme, mais faites tomber votre propre libéralisme ou protestantisme".
        La même chose peut être expliquée maintenant.

    De Tijd, 6 juillet 1923


  • Commentaires

    Aucun commentaire pour le moment

    Suivre le flux RSS des commentaires


    Ajouter un commentaire

    Nom / Pseudo :

    E-mail (facultatif) :

    Site Web (facultatif) :

    Commentaire :